Br. Patrick, Roger Annaert over het veranderend apostolaat
“Gedurende 41 jaar mocht ik in Congo, als professor en novicemeester, meewerken aan de begeleiding van onze eerste Congolese kandidaat-kapucijnen. Wij trachtten zeer eenvoudig te leven en de armen te helpen. In het bijzonder gingen wij elke woensdag naar het melaatsendorp om er water te brengen en de hutjes van de zieken te herstellen. Dat was toen ons ‘kapucijnen-leven’.
Na mijn terugkeer uit Congo was ik gedurende 15 jaar biechtvader in onze kloosterkerk in Antwerpen. Op dit ogenblik ben ik heel gelukkig in ons klooster-rusthuis in Herentals waar ik samen met dertien medebroeders verblijf. Zelfs op hun hoge ouderdom bieden zij de stervende en zieke gelovigen alle hulp. Ook komen er gelovigen om raad vragen en spreken hun biecht.
Ik ben God dankbaar dat ik nog kan helpen in dit apostolaat. Vooral het biecht-horen is immers voor ons, kapucijnen, altijd een heel gewaardeerd apostolaat geweest.
Kapucijnen-leven is nu voor mij vooral God danken. Het leven in Congo was ‘echt franciscaans leven’.
Ik bid dat de nieuwe vorm van kloosterleven – de Fraterniteit Sint Laurentius van Brindisi – mag beantwoorden aan Gods wil. Moge de nieuwe beslissingen, die tijdens het generaal kapittel en in de provinciale kapittels zullen vastgelegd worden, strekken tot de uitbouw van het Rijk Gods.
Heilige Moeder Maria, wij bidden U, dat Gij onze blijvende Moeder zijt!”
Na mijn terugkeer uit Congo was ik gedurende 15 jaar biechtvader in onze kloosterkerk in Antwerpen. Op dit ogenblik ben ik heel gelukkig in ons klooster-rusthuis in Herentals waar ik samen met dertien medebroeders verblijf. Zelfs op hun hoge ouderdom bieden zij de stervende en zieke gelovigen alle hulp. Ook komen er gelovigen om raad vragen en spreken hun biecht.
Ik ben God dankbaar dat ik nog kan helpen in dit apostolaat. Vooral het biecht-horen is immers voor ons, kapucijnen, altijd een heel gewaardeerd apostolaat geweest.
Kapucijnen-leven is nu voor mij vooral God danken. Het leven in Congo was ‘echt franciscaans leven’.
Ik bid dat de nieuwe vorm van kloosterleven – de Fraterniteit Sint Laurentius van Brindisi – mag beantwoorden aan Gods wil. Moge de nieuwe beslissingen, die tijdens het generaal kapittel en in de provinciale kapittels zullen vastgelegd worden, strekken tot de uitbouw van het Rijk Gods.
Heilige Moeder Maria, wij bidden U, dat Gij onze blijvende Moeder zijt!”
Broeder Patrick, Roger Annaert
Br. Jan Wouters vindt levenskracht in Franciscus
“Hoe ik nu mijn Franciscaans ideaal beleef? Als ik mijn ‘openbaar’ leven overloop, dan stel ik vast dat ik 15 jaar lang in de jeugdpastoraal en het parochiewerk heb gestaan. Daarna heb ik toch meer dan 25 jaar besteed aan allerlei opdrachten en activiteiten, met als bijzondere bezigheid Franciscaanse retraites leiden voor religieuzen.
Van thuis uit kreeg ik de gevoeligheid mee voor mensen die in de hardheid van het leven hun kost moesten verdienen. Vooral de eerste vijftien jaar van mijn actief leven was dat zo. In die periode werd me duidelijk dat ik moest oefenen in het broeder-zijn voor al het geschapene en vooral voor de medemensen. Bij mijn afscheid in die 15 jaar Lommel is me één zin bijgebleven uit de toespraken: “Als pater Jan ben je hier gekomen, als broeder Jan ga je nu van ons weg”.
Dit broeder-zijn is heel mijn verder leven mijn betrachting gebleven - zij het met veel vallen en opstaan. Elke dag vreugdevol proberen om te gaan met mezelf, met medebroeders en ander mensen is vaak zo moeilijk. Gelukkig vond ik op mijn weg sint Franciscus, over wie ik mooie dingen heb gepredikt. Daaraan terug denken gaf en geeft me nu nog vaak stimulans en levenskracht.
Mijn verwijlen bij de Heer brengt me dan weer wat zon. Het beleven van de ‘vita mixta’ van het kapucijnenleven - de spanning tussen actie en contemplatie - waarin ik altijd maar in mijn bloeiende jaren vooral het actieve apostolaat heb beleden, wijzen me nu naar de vruchten van het gebedsleven.
Ik tracht nu meer tijd en engagement te steken in het beleven van het gebed. ‘Heer, neem me bij de hand en leid me.’
Die zorg voor mijn bidden is – weer eens! – niet gemakkelijk maar noodzakelijk om te beantwoorden aan ons kapucijnenideaal van de vita mixta, waar ik evenwicht zoek tussen actie en gebed.”
Van thuis uit kreeg ik de gevoeligheid mee voor mensen die in de hardheid van het leven hun kost moesten verdienen. Vooral de eerste vijftien jaar van mijn actief leven was dat zo. In die periode werd me duidelijk dat ik moest oefenen in het broeder-zijn voor al het geschapene en vooral voor de medemensen. Bij mijn afscheid in die 15 jaar Lommel is me één zin bijgebleven uit de toespraken: “Als pater Jan ben je hier gekomen, als broeder Jan ga je nu van ons weg”.
Dit broeder-zijn is heel mijn verder leven mijn betrachting gebleven - zij het met veel vallen en opstaan. Elke dag vreugdevol proberen om te gaan met mezelf, met medebroeders en ander mensen is vaak zo moeilijk. Gelukkig vond ik op mijn weg sint Franciscus, over wie ik mooie dingen heb gepredikt. Daaraan terug denken gaf en geeft me nu nog vaak stimulans en levenskracht.
Mijn verwijlen bij de Heer brengt me dan weer wat zon. Het beleven van de ‘vita mixta’ van het kapucijnenleven - de spanning tussen actie en contemplatie - waarin ik altijd maar in mijn bloeiende jaren vooral het actieve apostolaat heb beleden, wijzen me nu naar de vruchten van het gebedsleven.
Ik tracht nu meer tijd en engagement te steken in het beleven van het gebed. ‘Heer, neem me bij de hand en leid me.’
Die zorg voor mijn bidden is – weer eens! – niet gemakkelijk maar noodzakelijk om te beantwoorden aan ons kapucijnenideaal van de vita mixta, waar ik evenwicht zoek tussen actie en gebed.”
Br. Jan Wouters
Br. Gust Koyen: "Dienstbaar zijn doe je met je eigen gaven"
“In 2018 vroeg mijn provinciale overste mij om naar Herentals te verhuizen. Mijn taak zou zijn: zorgen voor de medebroeders die meestal al wat jaren tellen. Enkelen hadden veel zorgen nodig. Bij dit werk kreeg ik een hele zorgstructuur mee en twee coördinatoren die op veel vlakken heel veel werk verrichtten.
Ik ben in een fijne gemeenschap terechtgekomen, waar mij kansen geboden werden om mij in te zetten voor medebroeders die hulp konden gebruiken. Hoe ik dat doe is eenvoudig. Zonder mijn lichamelijke of geestelijke gezondheid te verwaarlozen, tracht ik zoveel mogelijk thuis te zijn voor mijn medebroeders. Zo mag ik ervaren dat er een veilige rust over de gemeenschap komt. Medebroeders op jaren leven graag onder de vleugels van een gardiaan.
Ik ben niet sterk in Franciscaanse wetenschap. Daarvoor ga ik te rade bij anderen die daar sterk in zijn. Ik heb alleen een paar goede handen aan mijn lijf. Voor veel praktische zaken mag men op mij beroep doen. Dat is een troef in het broederlijk samenleven: dienstbaar zijn met de gaven die men heeft.
Verder ben ik ook niet zo zwaar op de hand. Ik hou van een beetje humor. Naar het schijnt is die nogal droog, zodat men soms niet weet of ik zwans of iets echt meen. Maar ik denk dat in ’t algemeen deze humor toch kan zorgen voor een goede sfeer. Waar ik met mijn humor medebroeders soms kwets, ben ik niet te beroerd om “sorry” te zeggen.
Op deze wijze probeer ik met mijn medebroeders de Franciscaanse vreugde te beleven. Of ik echt Franciscaans leeft? Dat oordeel laat ik aan de anderen over.”
Ik ben in een fijne gemeenschap terechtgekomen, waar mij kansen geboden werden om mij in te zetten voor medebroeders die hulp konden gebruiken. Hoe ik dat doe is eenvoudig. Zonder mijn lichamelijke of geestelijke gezondheid te verwaarlozen, tracht ik zoveel mogelijk thuis te zijn voor mijn medebroeders. Zo mag ik ervaren dat er een veilige rust over de gemeenschap komt. Medebroeders op jaren leven graag onder de vleugels van een gardiaan.
Ik ben niet sterk in Franciscaanse wetenschap. Daarvoor ga ik te rade bij anderen die daar sterk in zijn. Ik heb alleen een paar goede handen aan mijn lijf. Voor veel praktische zaken mag men op mij beroep doen. Dat is een troef in het broederlijk samenleven: dienstbaar zijn met de gaven die men heeft.
Verder ben ik ook niet zo zwaar op de hand. Ik hou van een beetje humor. Naar het schijnt is die nogal droog, zodat men soms niet weet of ik zwans of iets echt meen. Maar ik denk dat in ’t algemeen deze humor toch kan zorgen voor een goede sfeer. Waar ik met mijn humor medebroeders soms kwets, ben ik niet te beroerd om “sorry” te zeggen.
Op deze wijze probeer ik met mijn medebroeders de Franciscaanse vreugde te beleven. Of ik echt Franciscaans leeft? Dat oordeel laat ik aan de anderen over.”
Broeder Gust Koyen
Br. Klaas Blijlevens is geïnspireerd door Ruusbroec en Franciscus
“In de naoorlogse jaren tussen 1944 en 1950 was ik geraakt door de sfeer van het Grote Geheim tussen het altaar en de communiebanken. Daar was ik bijna elke morgen aanwezig als misdienaar in onze dorpskerk. De catechismus op school en de uitleg van de pastoor of kapelaan zeiden me niets. Ik leerde vraag en antwoord straal van buiten maar besefte niet waar alles op sloeg.
Een eerste verheldering van dat Grote Geheim kwam pas tijdens de theologiestudie (1963). Op een regenachtige namiddag vond ik in de bibliotheek een mystiek werk van Ruusbroec. Het boek trok mijn aandacht en zette mij op het spoor van onze Nederlandse mystieke stroming uit de middeleeuwen.
Door mijn verhuis naar Vlaanderen in 1976 leerde ik de Vlaamse jezuïeten van het Ruusbroec-genootschap uit Antwerpen kennen. Zij verhelderden in hun lessen zoveel over Ruusbroec dat ik mij jaar na jaar steeds meer ging verdiepen in zijn geschriften. Vanaf 1990 gaf ik zelf tijdens conferenties en bezinningsdagen aan belangstellenden door wat voor mij een blijvende bron van spirituele rijkdom was geworden.
Naast deze grondlijn in mijn leven is er die in het spoor van Franciscus van Assisi. In de eerste kloosterjaren ging het nog om zijn boetvaardige vroomheid. Dankzij de vele studies over zijn leven, zijn beweging en zijn spiritualiteit ontdekte ik de echte Franciscus: zijn leven volgens het evangelie (Regel), zijn levensstijl als broeder (Testament), zijn persoonlijke en intense gerichtheid op Jezus (San Damiano, Greccio en La Verna). Hij leefde in soberheid, vreugde en vrede.
Deze twee grondlijnen bepalen mijn leven. Ze dragen de verschillende activiteiten die mijn levensloop hebben bepaald: ziekenhuispastor, bezinningen geven en artikels en boeken schrijven. Het leven in broederschap heeft mijn leven getekend. Hij maakt mij een gelukkige mens, een broeder van ‘vrede en alle goeds’.”
Een eerste verheldering van dat Grote Geheim kwam pas tijdens de theologiestudie (1963). Op een regenachtige namiddag vond ik in de bibliotheek een mystiek werk van Ruusbroec. Het boek trok mijn aandacht en zette mij op het spoor van onze Nederlandse mystieke stroming uit de middeleeuwen.
Door mijn verhuis naar Vlaanderen in 1976 leerde ik de Vlaamse jezuïeten van het Ruusbroec-genootschap uit Antwerpen kennen. Zij verhelderden in hun lessen zoveel over Ruusbroec dat ik mij jaar na jaar steeds meer ging verdiepen in zijn geschriften. Vanaf 1990 gaf ik zelf tijdens conferenties en bezinningsdagen aan belangstellenden door wat voor mij een blijvende bron van spirituele rijkdom was geworden.
Naast deze grondlijn in mijn leven is er die in het spoor van Franciscus van Assisi. In de eerste kloosterjaren ging het nog om zijn boetvaardige vroomheid. Dankzij de vele studies over zijn leven, zijn beweging en zijn spiritualiteit ontdekte ik de echte Franciscus: zijn leven volgens het evangelie (Regel), zijn levensstijl als broeder (Testament), zijn persoonlijke en intense gerichtheid op Jezus (San Damiano, Greccio en La Verna). Hij leefde in soberheid, vreugde en vrede.
Deze twee grondlijnen bepalen mijn leven. Ze dragen de verschillende activiteiten die mijn levensloop hebben bepaald: ziekenhuispastor, bezinningen geven en artikels en boeken schrijven. Het leven in broederschap heeft mijn leven getekend. Hij maakt mij een gelukkige mens, een broeder van ‘vrede en alle goeds’.”
Br. Klaas Blijlevens
Br. Boni Vanlooveren legt zijn leven op het evangelie
“’Hoelang ben je nu al in Herentals? Hoe voel je je daar? Ga je daar nog veel doen? Vergeet niet dat je op 27 mei 2021 zesentachtig jaar bent geworden. Herentals is je laatste etappe in je leven.’: deze realistische vragen en uitspraken nodigen me uit om me te bezinnen over de concrete invulling, de beleving van mijn minderbroeder-kapucijn zijn vandaag.
Bij het schrijven van deze regels was het juli 2021. Ik werd toen heel begeesterd geraakt door de evangelielezingen van de vijftiende en zestiende zondag door het jaar B. Op de vijftiende zondag door het jaar B hoorde ik Marcus 6,7-13 waarin Jezus Zijn leerlingen uitzond. Op zondag 18 juli Marcus 6,30-34 waar de leerlingen verslag uitbrachten van hun zendingswerk en Jezus hen uitnodigde naar een eenzame plaats. Voordat ze op die eenzame plaats aankwamen stond er veel volk hen op te wachten.
In deze laatste periode van mijn leven laat ik me inspireren door de woorden van Franciscus: “En nadat de Heer mij enkele broeders had gegeven toonde niemand me wat ik moest doen, maar de Allerhoogste zelf heeft mij geopenbaard dat ik moest leven volgens het model van het heilig evangelie”.
Mijn leven op het evangelie leggen wordt dan nu in deze periode een bijzondere opdracht. Ik verwijs naar de hoger genoemde citaten uit Marcus.
Mijn opdracht is nu:
- dankbaar terugdenken aan mijn zendingswerk in Congo en aan het parochiewerk in Ieper waar ik met vallen en opstaan mocht meewerken aan de opbouw van Gods Rijk.
- hier in Herentals meer tijd maken voor stil en beschouwend gebed in de gebedsruimte, in de stilte van ons kloostergebouw en gedragen door de wondermooie natuur om ons heen. Ik ben vooral verheugd om mijn medebroeders die elk op hun eigen wijze levend teken zijn, teken van Franciscus.
- me niet opsluiten in mezelf maar openstaan voor de contacten - geestelijk en lijfelijk - voor iedereen die op me afkomt.
Ook hier verwijs ik naar het evangelie van Marcus 6, 30-34 waar de leerlingen verslag uitbrachten van hun zendingswerk en Jezus hen uitnodigde naar een eenzame plaats. Maar voor ze op die eenzame plaats aankwamen stond er veel volk hen op te wachten. Al deze mensen voor God brengen en hen bij God aanbevelen. Me diep gelukkig voelen een broeder te mogen zijn met hen die me zijn voorgegaan en me verbonden weten met elk mensenkind waar ook ter wereld: dat zijn nu mijn opdrachten.”
Bij het schrijven van deze regels was het juli 2021. Ik werd toen heel begeesterd geraakt door de evangelielezingen van de vijftiende en zestiende zondag door het jaar B. Op de vijftiende zondag door het jaar B hoorde ik Marcus 6,7-13 waarin Jezus Zijn leerlingen uitzond. Op zondag 18 juli Marcus 6,30-34 waar de leerlingen verslag uitbrachten van hun zendingswerk en Jezus hen uitnodigde naar een eenzame plaats. Voordat ze op die eenzame plaats aankwamen stond er veel volk hen op te wachten.
In deze laatste periode van mijn leven laat ik me inspireren door de woorden van Franciscus: “En nadat de Heer mij enkele broeders had gegeven toonde niemand me wat ik moest doen, maar de Allerhoogste zelf heeft mij geopenbaard dat ik moest leven volgens het model van het heilig evangelie”.
Mijn leven op het evangelie leggen wordt dan nu in deze periode een bijzondere opdracht. Ik verwijs naar de hoger genoemde citaten uit Marcus.
Mijn opdracht is nu:
- dankbaar terugdenken aan mijn zendingswerk in Congo en aan het parochiewerk in Ieper waar ik met vallen en opstaan mocht meewerken aan de opbouw van Gods Rijk.
- hier in Herentals meer tijd maken voor stil en beschouwend gebed in de gebedsruimte, in de stilte van ons kloostergebouw en gedragen door de wondermooie natuur om ons heen. Ik ben vooral verheugd om mijn medebroeders die elk op hun eigen wijze levend teken zijn, teken van Franciscus.
- me niet opsluiten in mezelf maar openstaan voor de contacten - geestelijk en lijfelijk - voor iedereen die op me afkomt.
Ook hier verwijs ik naar het evangelie van Marcus 6, 30-34 waar de leerlingen verslag uitbrachten van hun zendingswerk en Jezus hen uitnodigde naar een eenzame plaats. Maar voor ze op die eenzame plaats aankwamen stond er veel volk hen op te wachten. Al deze mensen voor God brengen en hen bij God aanbevelen. Me diep gelukkig voelen een broeder te mogen zijn met hen die me zijn voorgegaan en me verbonden weten met elk mensenkind waar ook ter wereld: dat zijn nu mijn opdrachten.”